Schouder
Het schoudergewricht is een zogenaamd ‘kop- en komgewricht’. De kop en kom zijn bekleed met een laagje kraakbeen. De bodem van de kom is van bot, de rand is ook van kraakbeen. Om het schoudergewricht heen zit het gewrichtskapsel. Dit is aan de binnenkant bekleed met slijmvlies, dat gewrichtsvocht maakt. Samen met het kraakbeen zorgt het gewrichtsvocht ervoor dat de botdelen gemakkelijk over elkaar heen glijden. De kom van het schoudergewricht is relatief vlak (ten opzichte van de kom van de heup bijvoorbeeld). Dit maakt het schoudergewricht vatbaarder voor instabiliteitsproblemen.
De banden, pezen en spieren rondom de schouder hebben een belangrijke rol om de kop goed in de kom te kunnen houden. Rotatorcuff is de naam voor de spieren en pezen waarmee de bovenarm vastzit aan het schouderblad. De rotatorcuff zorgt ervoor dat we de arm kunnen heffen en dat we activiteiten boven schouderhoogte kunnen uitvoeren. De steun van de rotatorcuff samen met de kraakbeenrand van de kom maken het gewricht stabiel.
Tussen de rotatorcuff en het bovenste deel van het schouderblad zit een slijmbeurs (zie afbeelding). Deze slijmbeurs zorgt er voor dat de pezen van de rotatorcuff soepel glijden tussen het schouderdak en de kop van de bovenarm. Door de vorm van het schouderdak is de ruimte die de spieren en pezen hebben om te bewegen heel klein.
Met alle hierboven genoemde onderdelen van de schouder kan iets aan de hand zijn waardoor u klachten kunt krijgen.