Spring naar inhoud

Behandeling op de intensive care

Op de intensive care worden ernstig zieke patiënten en patiënten op afspraak na een operatie behandeld.

Patiënten op afspraak na een operatie

Voor een deel van de patiënten die een operatie moeten ondergaan, wordt een plaats besproken op de Intensive Care. Zij komen uit voorzorg om eventuele complicaties die optreden na een operatie snel te kunnen opvangen. Deze patiënten gaan meestal na één of twee dagen naar de gewone verpleegafdeling terug.

Ernstig zieke patiënten

De overige patiënten komen op de Intensive Care, omdat zij ernstig ziek zijn. De prognose van een ziekteverloop is erg moeilijk te geven. In de meeste gevallen is er alleen iets te zeggen over de toestand van de patiënt op dat moment, zonder toezeggingen over de toekomst.

Behandeling

Patiënten op de Intensive Care hebben een uitgebreide behandeling nodig, omdat zij ernstig ziek zijn. Het behandelbeleid is voor elke patiënt anders, daarom is het moeilijk om dit algemeen te beschrijven. Voor vragen over de behandeling of medicatie die wordt gegeven, kunt u altijd bij de arts of verpleegkundige terecht.

Patiënten die langer dan een dag op de Intensive Care zijn opgenomen, krijgen wel allemaal een selectieve darmdecontaminatie (SDD) behandeling. Decontaminatie is een ander woord voor ontsmetting. Patiënten die op de Intensive Care liggen, hebben door het ziek zijn een verminderde afweer en zijn vatbaarder voor bacteriën. Om te voorkomen dat patiënten ziek worden van de bacteriën die bij iedereen in het maagdarmkanaal aanwezig zijn, wordt SDD gegeven. Dit is een antibiotica-oplossing die als pasta in de mond aangebracht wordt en als oplossing in de maag (via de maagsonde). Als de patiënt nog geen ontlasting heeft gehad, wordt het ook als zetpil gegeven.

De behandelingen beademing, ontwennen van de beademing en nierfunctievervangende therapie worden verderop toegelicht.

Behandelbeleid Intensive Care

Iedere dag wordt de behandeling van elke patiënt besproken. Ook de zin van de behandeling komt hierbij aan bod. Zolang er kans is op herstel wordt de ingezette behandeling voortgezet. Blijkt dat er geen kans meer is op een leven buiten de Intensive Care, dan wordt overwogen de behandeling te staken. De mening van de patiënt is natuurlijk erg belangrijk. Daarom wordt er regelmatig overlegd met de patiënt (indien aanspreekbaar), met de familie en zo nodig met de huisarts. Familie en eventueel huisarts kunnen verwoorden wat de patiënt zou willen, als deze daar zelf niet meer toe in staat is. De informatie wordt meegenomen in de medische beslissing of een behandeling zinvol is of juist niet.

Is er besloten te stoppen met een behandeling die erop gericht was de patiënt te genezen, dan is de behandeling daarna erop gericht dat de patiënt niet lijdt. De patiënt krijgt dan geen medicijnen meer om te genezen, maar wel medicijnen om benauwdheid en pijn weg te nemen.

Behandelbeperking

Het komt ook voor dat een patiënt een behandelbeperking heeft. Er is dan bijvoorbeeld afgesproken om een patiënt niet te reanimeren of te beademen. Een besluit tot een behandelbeperking bespreken we met de patiënt (indien aanspreekbaar) en met de familie.

Stress en verwardheid

Intensivecarepatiënten ervaren stress. Deze heeft verschillende oorzaken, die elkaar kunnen beïnvloeden en versterken. Naast pijn, angst, verwardheid, het niet kunnen spreken en het doorbroken slaap/waakritme zijn er nog andere factoren, als het verlies van autonomie, het ziektebeloop, heimwee, lawaai, etc. Stress geeft naast 'nare ervaringen en herinneringen', vertraging van het herstel. Vermindering van stress is daarom belangrijk op de Intensive Care.

Voor stress bestaat echter geen schaal waarmee de patiënt kan aangeven in welke mate stress ervaren wordt. Stressvermindering vereist scherpe observatie, creativiteit in de omgang met de patiënt en gerichte inzet van medicatie. Voor pijn en verwardheid worden scoringssystemen gebruikt om objectief de mate van de klachten te kunnen vaststellen. Met behulp van vragen aan de patiënt wordt een score bepaald en kan zo nodig de medicatie bijgesteld worden.

Acuut optredende verwardheid (delier)

Een plotselinge optredende verwardheid noemt men ook wel delier. De patiënt met een delier kan onrustig, angstig, achterdochtig, of agressief zijn. De patiënt kan dingen zien of horen die er niet zijn, zoals beestjes, stemmen of geluiden. De patiënt plukt aan lakens, probeert uit bed te stappen of trekt aan de eventuele beademingsbuis en infuusslangetjes. Ook kan het tegenovergestelde voorkomen, de patiënt trekt zich stilletjes terug in tegenstelling tot wat men van hem of haar gewend is. Dit noemt men een stil delier. Een delier is vaak tijdelijk, met het verbeteren van de lichamelijke situatie zal de verwardheid afnemen.

Behandeling van de onrust bij acuut optredende verwardheid

De arts probeert de oorzaken van de verwardheid vast te stellen en deze zo mogelijk weg te nemen. Vaak is het echter nodig om de patiënt medicijnen te geven om de onrust te verminderen. Ook kan het nodig zijn om beschermende maatregelen te gebruiken, zoals extra bedhekken en polsbandjes als fixatiemateriaal. Wij proberen zo te voorkomen dat de patiënt uit bed valt en zich bezeert of dat de (eventuele) beademingsbuis of het infuus wordt verwijderd.