ICD-implantatie/vervanging
Een ICD (Implanteerbare Cardioverter Defibrillator) lijkt op een pacemaker, maar heeft meerdere functies. De ICD is bedoeld voor mensen die een grotere kans hebben om een gevaarlijke hartritmestoornis te krijgen. Wanneer zich een dergelijk onvoorspelbare hartritmestoornis voordoet, grijpt de ICD automatisch in. Met een krachtige stroomschok zal de hartritmestoornis beëindigd worden. Het hart gaat weer normaal kloppen. Daarmee is een hartstilstand voorkomen. De ICD wordt tegenwoordig ook vaak gegeven bij een bepaalde vorm van hartfalen. De ICD laat het hart (de hartkamers) ‘synchroon’ samen werken.
De ICD (een klein kastje) wordt in de borststreek onder de huid (subcutaan) of onder de spier geplaatst. Deze ingreep wordt gewoonlijk onder plaatselijke verdoving uitgevoerd. Het apparaat wordt via de geleidingsdraden met het hart verbonden. Tijdens het plaatsen worden deze via een ader in het hart ingebracht. De werking van de ICD wordt getest en aan de specifieke behoeften van de patiënt aangepast. Meestal mag men de volgende dag weer naar huis. De drager van een ICD moet regelmatig op ICD-controle komen. De eerste keer na twee maanden in verband met het aanvragen van een eventueel rijbewijs, daarna om de zes maanden. Wanneer de ICD een ‘schok’ heeft afgegeven moet men meteen contact opnemen met het ziekenhuis.
De cardioloog kan ook kiezen voor het plaatsen van een S-ICD systeem, hierbij worden zowel de ICD als ook de elektrode onder de huid geplaatst. Hiervoor is echter aanvullend onderzoek nodig, deze methode is niet voor iedereen geschikt.