Diagnose en behandeling
De huidarts bespreekt met u de veranderingen die zijn opgetreden in de moedervlek en onderzoekt de verdachte moedervlek. Een belangrijk hulpmiddel daarbij is de dermatoscoop. Dat is een speciaal vergrootglas waarmee de details van de betreffende moedervlek kunnen worden onderzocht. De huidarts kan zo redelijk betrouwbaar een goedaardige van een onrustige of kwaadaardige moedervlek onderscheiden. Als de huidarts de moedervlek als onrustig of kwaadaardig beoordeelt, moet de moedervlek met een smalle rand gezond weefsel worden verwijderd voor verder onderzoek door de patholoog.
In de meeste gevallen voert de huidarts zelf deze ingreep uit. De patholoog onderzoekt de verwijderde moedervlek onder de microscoop en stelt de uiteindelijke diagnose. Ook meet de patholoog onder de microscoop de dikte van het melanoom (de zogenaamde Breslow-dikte). Dit gegeven is belangrijk voor de prognose. Hoe dunner het melanoom, hoe beter de prognose. De huidarts bespreekt samen met de verpleegkundig consulent melanoompoli de diagnose met u. In het MCL is hiervoor een speciale Huidkankerpolikliniek opgestart. Deze spreekuren vinden plaats op maandagochtend en woensdagochtend op de polikliniek dermatologie in het MCL.
Als sprake is van een melanoom is verdere behandeling en soms ook onderzoek noodzakelijk.
- Afhankelijk van de Breslow-dikte moet een ruimere marge (0.5 – 2 cm) gezond weefsel rondom het litteken worden verwijderd. Dit wordt gedaan om de kans dat het melanoom plaatselijk terug komt zo klein mogelijk te maken. Deze behandeling wordt uitgevoerd door de dermatoloog of door de (plastisch of oncologisch) chirurg.
- Bij melanomen met een Breslow-dikte vanaf 0,8 mm kan de eerste lymfeklier waarop dat deel van de huid waar het melanoom zit of zat draineert, worden onderzocht door middel van de zogenaamde schildwachtklierprocedure. Hierbij wordt ( worden) één of enkele lymfeklieren uit de oksel, lies of hals weggehaald voor onderzoek op uitzaaiingen. Dit wordt uitgevoerd door de oncologisch chirurg. Het weghalen van de schildwachtklier of klieren vertelt iets over de prognose en of er nog een aanvullende behandeling nodig is. Mocht er een uitzaaiing worden aangetoond, dan volgt intensievere controle of een behandeling met medicijnen. Vanaf een Breslow-dikte vanaf 2 mm wordt van te voren een echo gemaakt van het dichtstbijzijnde lymfeklierstation (oksel, lies of hals). Wordt hierbij een afwijkende lymfeklier gezien, dan volgt hiervan een punctie. Als een uitzaaiing op deze manier wordt aangetoond, kan voorafgaand aan de operatie een behandeling worden gegeven met medicijnen.
- Bij verdenking op uitzaaiingen van het melanoom elders in het lichaam wordt verder onderzoek gedaan. In veel gevallen wordt dan een PET-CT-scan uitgevoerd.
Als er sprake is van een uitgezaaid melanoom wordt u verwezen naar de internist-oncoloog. Deze bespreekt de situatie en de behandelmogelijkheden met u. Afhankelijk van uw specifieke situatie zal er gekozen worden voor een behandeling met immuuntherapie (monotherapie met 1 middel of duale therapie met 2 middelen] of behandeling met BRAF/MEK remmers. Ook wordt er soms gekozen voor een plaatselijke behandeling van een uitzaaiing in combinatie met medicatie. Bij het maken van een keuze bespreekt de internist-oncoloog met de individuele patiënt wat voor hem / haar belangrijk is in het leven.
Om behandelmogelijkheden verder te verbeteren wordt daar waar mogelijk gevraagd mee te doen aan wetenschappelijk onderzoek.
Op www.kanker.nl vindt u meer informatie over melanoom en de behandeling.