Ervaringsverhalen van patiënten
‘Ik dacht: die kanker eruit en door, maar zo werkt het niet’
Patiënt: Janke Kalter | Auteur: Julia van Bohemen | 10 oktober 2022
Borstkankermaand, het verhaal van Janke Kalter
Janke werd afgelopen voorjaar geconfronteerd met borstkanker. Het is goed afgelopen, maar de klap was groot en de weg naar volledig herstel gaat nog een tijdje duren. “Ik ben nu kankervrij, maar voel de blijdschap niet.”
Janke is 57 jaar en fulltime kleuteronderwijzeres. In haar vrije tijd doet ze niets liever dan sporten, vooral hardlopen. Drie jaar geleden liep ze een marathon. Ze is nog steeds fit, maar voelt zich inmiddels wel behoorlijk uit het veld geslagen. “Die borstkanker heeft meer met me gedaan dan ik aanvankelijk dacht. De behandelingen zijn nu achter de rug, ook al volgen er de komende maanden nog vier afspraken ter controle. Ik ben uit balans. Vooral geestelijk. Ik voel nu al een brok in mijn keel opkomen,” vertelt ze terwijl ze ook aangeeft bijna euforisch te zijn over het feit dat ze die ochtend weer een flink aantal kilometers heeft hardgelopen. Vertellen over wat ze de afgelopen maanden heeft meegemaakt, is echter toch confronterend. De tranen komen sneller dan ze zou willen. “Ik ben nu kankervrij, dus zou ik blij en opgelucht moeten zijn. Dat ben ik ook wel, maar ik voel die blijdschap helemaal niet. Ik voel me eigenlijk vooral verdrietig en door mijn eigen lijf in de steek gelaten. Mensen zeggen me regelmatig dat ik goed naar mijn lichaam moet luisteren. Zeker in deze herstelfase. Maar wat moet ik horen dan? Of voelen? Het maakt me onzeker.”
Het was de zaterdag voor Pasen. Ze had net gedoucht en stond zich af te drogen toen ze een knobbeltje in haar linkerborst voelde. “Alleen als ik me iets vooroverboog. Dan voelde ik een soort knikkertje. Ik wilde er direct mee naar de huisarts, maar kon pas op dinsdag terecht. De huisarts verwees me naar het ziekenhuis, waar ik een week later terecht kon. In die week zijn mijn man en ik nog op vakantie naar Griekenland geweest. Dat leidde me af, maar natuurlijk zat het wel in mijn gedachte. Ik had een heel goede conditie, oogde niet ziek. Dan denk je toch al snel dat het wel meevalt. Mijn man dacht dat ook en meestal heeft hij het bij het rechte eind.”
Ik baalde dat mijn man in de wachtkamer zat
Nadat de arts haar borsten had onderzocht werd haar verteld dat er een grote kans was dat het ging om een cyste. Vervolgens werd er een mammografie gedaan, waar haar man niet bij mocht zijn. Dat mocht wel bij een echo die daarop volgde, maar omdat het mogelijk een onschuldige cyste zou zijn, bleef hij rustig in de wachtkamer zitten. Janke: “Ze zagen het meteen. ‘Ga er maar vanuit dat dit kwaadaardig is’, werd me tijdens het nemen van de echo verteld. Ik baalde op dat moment dat mijn man in de wachtkamer zat. Ik miste hem enorm.” Direct erna werd er twee keer een biopt genomen en moest ze terug naar de arts die eerder meende dat het een cyste was. “Er werd ons verteld dat het waarschijnlijk toch niet goed was. Het telefoontje dat ik een paar dagen later kreeg bevestigde dat. Een MRI-scan moest uitwijzen hoe groot het knobbeltje was, waarna er bovendien ook nog twee vlekjes buiten de tumor om te zien waren. Daarom moest er weer een echo worden gedaan. Van de vlekjes was toen geen spoor meer te vinden.”
“Nog voor de echo, toen er sprake leek van een cyste, keken mijn man en ik elkaar nog aan met een blik van ‘zie je wel’. Toen het na de echo toch om borstkanker bleek te gaan, schrok ik heel erg. In eerste instantie drong het eigenlijk niet goed tot me door. Er werd me gevraagd of ik nog vragen had. Ik vroeg of ik de volgende dag wel met mijn dochter naar de sauna mocht. Nu vind ik dat een domme vraag, maar toen was dat het enige wat in me opkwam. Bij thuiskomst dacht ik: ik wil helemaal niet naar de sauna. Toen pas begon het tot me door te dringen en kwamen de paniek en de tranen. We belden onze drie kinderen, die meteen naar ons toe kwamen. Vooral onze twee dochters bleven maar huilen, mijn zoon herpakte zich snel en zei: ‘ik ga voor jullie koken’. Mijn man bleef rustig en is later naar zijn moeder gegaan om het te vertellen. Ik ging naar mijn eigen moeder. Bij haar raakte ik heel emotioneel. Ze schrok natuurlijk. Mijn moeder heeft al heel wat meegemaakt. Ze heeft een zoon verloren en haar andere zoon heeft darmkanker. En nu bleek haar dochter ook nog ziek. Toch raakte ze niet in paniek. “Jij wordt beter,” zei ze. “We gaan ervoor. Blijf positief denken en vergeet jouw humor niet.” Dat stelde me gerust, maar op hetzelfde moment lag er een collega van mij op sterven die borstkanker had. Dat maakte me dan weer bang.”
Ik ontliep mensen en kon de confrontatie niet aan
Het knobbeltje zou borstsparend worden verwijderd en daarna zou een aantal bestralingen volgen. De tijd voor de operatie ging Janke veel hardlopen en fietsen. Ze wilde topfit de operatie in. Het sporten deed ze overigens in deze fase liever alleen of met een maatje in plaats van met haar vaste hardloopgroep. “Ik kon de confrontatie niet aan. Ik ontliep mensen. Ik moest snel huilen en had gewoon geen antwoorden.” Dat was ook de reden dat ze haar werk losliet. Wel met moeite, want ook al was het nog maar een paar weken tot de zomervakantie, in het onderwijs zijn dat de meest drukke weken van het jaar. Maar die tijd was nodig om tot zichzelf te komen en zich voor te bereiden.
De eerste dag in juni werd Janke geopereerd. Er hadden zes weken gezeten tussen de diagnose en de ingreep. “Ik vond dat enorm lang duren, maar achteraf bleek die tijd echt nodig. Niet alleen vanwege goed en gedegen onderzoek zodat de juiste operatie uitgevoerd kan worden, maar ook om me geestelijk voor te bereiden. Na de operatie dacht ik: de kanker is eruit en klaar. Ik wilde meteen weer door. Ik meende zelfs nog een geplande marathon te kunnen lopen in het najaar. Ik zou het trainen daarvoor gewoon weer oppakken.
Ik wilde niet ziek zijn, ik wilde geen kanker hebben en zeker geen kankerpatiënt zijn. Een dag na de operatie ging ik alweer wandelen en na twee weken mocht ik fietsen. Omdat de hobbels op de weg best voor wat pijn zorgden, ging ik op de hometrainer in de sportschool verder. Meteen drie keer per week, maar dat was te hoog gegrepen. Ik was gewoon te fanatiek en moest een tandje terug.”
Ik vocht enorm tegen het ziek zijn
Na drie weken waarin er vijftien bestralingen werden uitgevoerd, gingen Janke en haar man met de caravan op vakantie. “Ik was door het ziekenhuis gewaarschuwd dat vrouwen soms aan het einde van hun behandeling in een zwart gat vallen of depressief raken. Dat zou mij niet overkomen. Ik vocht enorm tegen het ziek zijn. Zelfs die marathon zat nog in mijn gedachte. Ik heb een enorme wilskracht. Een jaar eerder was ik er zes weken uit geweest vanwege een schouderblessure en ik wist hoe lastig het was en hoeveel kracht het kost om weer op niveau terug te komen. Dat wilde ik niet nog een keer meemaken. Maar toch moest ik een stapje terug doen. Het was onvermijdelijk. Niet zozeer lichamelijk, maar vooral geestelijk. Na die vakantie raakte ik bij thuiskomst erg geëmotioneerd. Lichaam en geest waren totaal uit balans. Mijn hoofd zat en zit vol. Binnenkort krijg ik daar begeleiding voor, door een medewerker van Care for Cancer.”
Janke heeft na de zomervakantie haar werk weer voor vijftig procent opgepakt. “Ik heb het heel fijn op mijn werk, en begon meteen met flink wat uren. Dat liep niet helemaal goed, ik fietste vaak huilend naar huis. Daarom zijn de uren teruggedraaid. Ik moet geduld hebben en weer opbouwen. Dat is echt nodig, alhoewel ik dat nooit gedacht had. Er zijn vrouwen die een borst moeten missen, chemotherapie krijgen, hun haar verliezen, jarenlang een hormoontherapie moeten ondergaan. Dat heb ik allemaal niet, dus ik vroeg me dan steeds af waar ik me zo druk over maakte. Voelde me daar soms zelfs schuldig over. Ik heb een keer bij de huisarts gezeten vanwege jeuk op mijn hoofd ten gevolge van een droge hoofdhuid. ‘Heb je hormoontherapie?’, vroeg de arts. ‘Nee, niet eens’, riep ik emotioneel. Maar ik moet niet vergeten dat de diagnose kanker diep in het leven ingrijpt. Welke behandeling je ook maar ondergaat.”
“Natuurlijk ben ik blij dat ik er snel bij was. Dat ik meteen naar de dokter ben gegaan. Ik meen dan ook dat als je iets voelt en je vertrouwt het niet, je meteen actie moet ondernemen. Hoe eerder je erbij bent, hoe beter. Ik ben nu kankervrij en eigenlijk hoopte ik deze fase met het lopen van een marathon af te kunnen sluiten, en dan weer verder te gaan met mijn leven. Maar zo werkt het dus blijkbaar niet. Mentaal is het zwaar. Het heeft tijd nodig om het leven weer op de rit te krijgen.”