Spring naar inhoud

Pijnbeleid

Hoeveel pijn heeft een patiënt? Hoe wordt pijn gemeten? Hoe kan pijn worden behandeld? Maar vooral: hoe krijgen specialist, verpleegkundige en uiteraard de patiënt zelf de juiste informatie? In het MCL worden bij alle klinische patiënten op de verpleegafdelingen en alle patiënten op de Spoedeisende Hulp (SEH) gestandaardiseerde pijnmetingen uitgevoerd.

Wat is pijn?

Pijn kent verschillende definities. “Pijn is een onplezierige, sensorische en emotionele beleving, die veroorzaakt wordt door feitelijke of dreigende weefselbeschadiging, of die omschreven wordt in dergelijke termen”. Pijn is een persoonlijke ervaring, die door patiënten individueel wordt beleefd: “Pijn is dat wat de patiënt die pijn heeft, zegt dat het is en treedt op als de patiënt zegt dat deze optreedt”. Daarmee kan alleen de patiënt aangeven of en hoeveel pijn hij heeft.

Slecht behandelde acute pijn kan ernstige medische complicaties geven (bijvoorbeeld infecties van de luchtwegen, het optreden van thrombo-embolische en cardiale complicaties) en het herstel vertragen. Uiteindelijk kan slecht behandelde acute pijn bij een groot aantal patiënten resulteren in chronische pijnklachten.

Meten

De basis van het verminderen van pijn is de vroege herkenning van pijn. Het niet regelmatig meten van pijn is een van de belangrijkste redenen voor inadequate pijnbehandeling. Registratie van pijnscores maakt het mogelijk om het effect van pijnbehandeling vast te stellen en de behandeling zo nodig aan te passen. De focus van dit thema ligt op het voorkomen van pijn, onafhankelijk van het type pijn.

De eerste stap is de patiënt te vragen: ‘Heeft u pijn op dit moment?’. Wanneer het antwoord op deze vraag ‘ja’ is, meten we in het MCL de pijnintensiteit met de numerieke rating scale (NRS). Bij de NRS wordt pijn aangegeven met een rapportcijfer op een schaal van 0 (geen pijn) tot 10 (ergst denkbare pijn).
Op basis van de vraag: “Hoeveel pijn heeft u op dit moment op een schaal van 0-10, waarbij ‘0’ betekent dat u geen pijn heeft en ’10’ de ergst denkbare pijn?”

Een cijfer onder de 4 wordt beschouwd als een acceptabele pijn. Dit wil in principe zeggen dat de patiënt geen extra medicatie of andere interventie nodig heeft om zijn pijn te verminderen (tenzij de patiënt gehinderd wordt door de pijn). Een pijnscore van 4 of hoger geeft aan dat dit wel nodig is. De patiënt moet zelf het pijncijfer geven, dit kan dus niet door anderen (bijvoorbeeld familie) worden gedaan.

Registratie

De pijnscores worden geregistreerd in het elektronisch patiëntendossier (EPD) of het verpleegkundig dossier. Het registreren van pijnscores heeft twee doelen. Ten eerste dient het als methode om bij de individuele patiënt het effect van de pijnbehandeling te controleren en indien nodig bij te sturen. Ten tweede is het systematisch meten en registreren van pijnscores een noodzakelijke voorwaarde voor het effectief uitvoeren en evalueren van het pijnbeleid en de pijnbehandeling. We noteren altijd een NRS-score, ook als de patiënt aangeeft geen pijn te hebben. 

Als de patiënt een pijnscore van 4 of hoger aangeeft, is actie vereist. Om patiënten die lager dan 4 scoren niet te onderbehandelen, stellen we bij deze patiënten de aanvullende vraag of zij door pijn worden gehinderd in het functioneren door hoesten, bewegen of doorademen. Als patiënten hierop ‘ja’ antwoorden, dan is ook bij deze patiënten actie vereist.

Wanneer een pijnscore van 4 of hoger wordt gemeten, of wanneer de patiënt door pijn wordt gehinderd in het functioneren, starten we een pijnbehandeling of passen we deze aan volgens het protocol. De arts beslist of het behandelprotocol van kracht is voor deze patiënt. Bij het voorschrijven van dit protocol maakt de arts de keuzes in de verschillende stappen van het protocol, beoordeelt de aanwezigheid van eventuele contra-indicaties en parafeert het protocol vervolgens. Het paraferen van het protocol komt overeen met het schrijven van het recept en het geven van de goedkeuring dat de verpleegkundige op basis van de pijnmeting autonoom stappen in het protocol kan zetten. De verpleegkundige kan op basis van de pijnmeting zelf het protocol volgen van stap I naar stap II en stap III. Bij overgang naar stap IV is overleg met de zaalarts of de nurse practitioner Pijnbestrijding nodig. 

Bron:
Pijn: meting en behandeling in het MCL (brochure voor hulpverleners), docnr. 27418 (2), juli 2017

Hier vindt u meer informatie over pijn na een operatie.